Regelmatig worden complotdenkers, alternatieve media en andere dwarsdenkers ervan beschuldigd dat zij zich niet aan de feiten zouden houden, en dat zij gevaarlijke onwaarheden zouden verspreiden. Deze kritiek is echter gebaseerd op een achterhaalde visie op wetenschap: moderne wetenschapsfilosofen zeggen juist dat feiten niet zo hard zijn als we ooit dachten, en dat de waarheid een meervoudig karakter heeft. Wetenschappers hebben de waarheid niet in pacht, zeggen zij, en zullen zich daarom bescheiden op moeten stellen en moeten samenwerken met niet-wetenschappers.
Generaliserend zou je kunnen zeggen dat de moderne wetenschap is ontstaan uit de Verlichting, toen er steeds meer kritiek kwam op religieuze dogma’s. De kerk werd bekritiseerd om het bakken van zoete broodjes, om het naar de mond praten van de bevolking, en om het onderdrukken van de bevolking door bepaalde informatie achter te houden. De wetenschap als instituut moest zaken anders aanpakken: de waarheid moest niet langer vanuit dogma en geloof, maar vanuit eerlijk en transparant “meten is weten” worden vormgegeven.
Het Verlichtingsdenken is in de kern gebaseerd op een dualisme (tegenstelling): objectief versus subjectief. Het idee raakte in zwang dat de wetenschapper de subjectieve gevoelens, intuïties, onderbuikgevoelens, etc. van mensen en de samenleving zou kunnen overstijgen, door met wetenschappelijke methodiek onderzoek te doen naar de ‘objectieve waarheid’. Zo ontstond het idee dat je de werkelijkheid in twee stukken zou kunnen opdelen: een objectieve natuur waarin de dingen gewoon universeel zijn zoals ze zijn, en een subjectieve cultuur waarin de dingen door emoties, politiek en belangen bepaald en gekleurd worden. De wetenschapper zou die objectieve waarheid kunnen achterhalen met superieure methodiek en strak logisch denken, en vervolgens aan de subjectieve cultuur moeten uitleggen hoe de wereld in elkaar zit.
De moderne Westerse mens heeft dit duale denken over de wetenschap met de paplepel ingegoten gekregen; je zou zelfs kunnen zeggen dat het het fundament vormt van de Westerse cultuur. Maar moderne wetenschapsfilosofen wijzen erop dat dit denken over feiten en werkelijkheid helemaal niet klopt, en dat we zo eigenlijk in een nieuwe religie zijn gaan geloven. Waar we vroeger geloofden in goden, geloven we nu in objectieve feiten. Onder andere de beroemde Franse filosoof Bruno Latour besteedde een groot deel van zijn werk aan het bekritiseren van het onderscheid tussen objectieve natuur en subjectieve cultuur. We kunnen deze twee eigenlijk helemaal niet goed van elkaar scheiden, zegt Latour. En objectieve wetenschap? Dat bestaat helemaal niet.
Lees mijn achtergrondstuk over de wetenschapsfilosofie van Bruno Latour (2015):
Bruno Latour schiet noodlijdende Modernen te hulp. Een overzicht van de bijdrage van Latour aan Actor-Network Theory
Latour komt tot die conclusie na jarenlang etnografisch onderzoek in wetenschappelijke laboratoria. Dat betekent dat hij wetenschappers heeft geobserveerd terwijl ze hun werk doen, zoals een primatoloog een groep bavianen bestudeert, of zoals een maritiem bioloog een groep walvissen onderzoekt door hun gedrag nauwlettend in de gaten te houden. Latour focuste daarbij niet zozeer op de uitkomst van het werk van wetenschappers (de vraag of feiten wel of niet waar zijn), maar op het proces (de vraag hoe feiten tot stand komen). Latour kijkt naar de wetenschap terwijl het gebeurt, als een serie handelingen (vandaar de titel van zijn beroemde boek Wetenschap in Actie). Wetenschappers zijn door de ogen van Latour dus een ‘feitenbouwer’: ze moeten werk verzetten om tot waarheid te komen.
De conclusie van Latour was ondubbelzinnig. Wetenschappers komen tot feiten door middel van complexe groepsprocessen in kennisnetwerken. Als je kijkt naar hoe deze kennisnetwerken functioneren en welk werk daarin concreet verzet wordt, dan wordt duidelijk dat ze alles behalve ‘objectief’ te noemen zijn. De groepsprocessen waarmee wetenschapers tot waarheid komen, zijn doorspekt van menselijkheid. Emoties spelen een rol, maar ook deadlines, ego, carriėre-overwegingen, geld, macht, etc. Zelfs de feiten van de meest harde natuurwetenschappen komen tot stand in sociale netwerken, en worden dus gekleurd door de belangen van die netwerken.

Om de ‘zachtheid’ van het proces van feitenbouwen uit te drukken, komt Latour met het concept ‘translatie’. Wetenschappers beginnen het proces met een bepaald inzicht, idee, of theorie. Om die theorie de wereld in te helpen, moeten ze een netwerk om dit feit bouwen. Om dat te bereiken gaan wetenschappers op zoek naar fondsen, conferenties, publicaties, samenwerkingsverbanden, etc. In dit proces worden de belangen van wetenschappers elke keer geschakeld met de andere actoren in het netwerk. Bij elke verandering in het netwerk verschuift het oorspronkelijke feit ook een beetje mee: dat wordt steeds ‘vertaald’. Dat is wat Latour bedoelt met translatie: feiten bewegen mee met de belangen die in het kennisnetwerk heersen. Ze worden steeds opnieuw getransformeerd door het belangenspel in het netwerk.
“We staan dus voor een dilemma: de anderen zullen de uitspraak [van de wetenschapper] wel of niet opnemen. Als ze het niet doen, zal de uitspraak beperkt blijven tot een punt in ruimte en tijd, mijzelf, mijn dromen, mijn fantasieën … Maar als ze het wel doen transformeren ze haar misschien zo dat ze onherkenbaar wordt”
Bruno Latour, Wetenschap in Actie (1988), p.140.
Natuurlijk zijn feiten niet eindeloos rekbaar. Om de ‘hardheid’ van het proces van feitenbouwen uit te drukken, komt Latour met het concept van de ‘non-human’. Latour zag in de wetenschappelijke laboratoria waar hij etnografisch veldwerk deed, dat wetenschappers altijd objecten nodig hebben om tot feiten te komen. Microscopen, reageerbuisjes, chemische stoffen, virusdeeltjes, telefoons, computers en archieven ‘handelen mee’ in de sociale netwerken die gebouwd worden rond het feit. Deze objecten noemt Latour ‘niet-menselijke actoren’, om uit te drukken dat zij ook een rol spelen in de sociale netwerken waarin kennis tot stand komt. Deze non-humans willen best een beetje ‘meebuigen’ met de belangen van de wetenschappers (met andere woorden, het gedrag van de materiële wereld kan op meerdere manieren geïnterpreteerd worden), maar zijn door hun materiële hardheid ook niet eeuwig buigzaam.
Gratis collegereeks: De Crisis van de Wetenschap
Wil je meer leren over de revolutionaire kijk van Bruno Latour op wetenschap, werkelijkheid en kennisproductie, en de wijze waarop zijn kijk tot een radicaal nieuwe wetenschap leidt? Kijk dan mijn gratis online collegereeks op YouTube terug: De Crisis van de Wetenschap (2023). Klik hier voor een blog over de collegereeks met de video’s op een rijtje; klik hier voor de playlist op YouTube.
Op deze manier komt Latour tot een unieke nieuwe kijk op wetenschappelijke kennisproductie. Feiten zijn tot op zekere hoogte rekbaar; ze kunnen niet los worden gezien van het belangennetwerk waarin ze gemaakt worden. Hiermee is het oude Verlichtingsideaal van één objectieve universele waarheid die door de wetenschap blootgelegd zou kunnen worden, ook in crisis gekomen. De werkelijkheid blijkt complex te zijn, meervoudig te interpreteren, en niet los van de wijze waarop de wetenschapper ernaar kijkt. Feiten en belangen blijken onafscheidelijk.
Het is dit inzicht over feiten dat nu zo hard nodig is: in de wetenschap, maar ook in de samenleving. Wetenschappers zelf geloven nog massaal in het oude ideaal van objectieve waarheid, en zijn zich vaak onvoldoende bewust van de wijze waarop ze met hun positie en belangen ook beïnvloeden hoe de feiten die ze produceren eruit komen te zien. Maar ook journalisten en politici geloven bijvoorbeeld nog massaal in het oude wetenschapsideaal van ‘objectieve feiten’, en dat is de reden dat zij vaak ook zo denigrerend en oordelend zijn over alternatieve kennisnetwerken. Op deze manier zijn allerlei interessante en relevante perspectieven tijdens de coronapandemie bijvoorbeeld gediskwalificeerd als onwetenschappelijke desinformatie, terwijl het vruchtbaarder is deze informatie te zien als feiten uit kennisnetwerken met andere belangen en een andere structuur dan de mainstream wetenschap.
De wetenschap van de toekomst zal niet meer vertrekken vanuit het ideaal van objectiviteit, en vanuit het idee dat de wetenschapper degene is die precies weet hoe de werkelijkheid in elkaar zit. De wetenschap van de toekomst zal veel meer vertrekken vanuit het idee dat wij mensen de werkelijkheid samen maken, en dat iedereen met relevante kennis daaraan moet kunnen meebouwen. Dat is niet alleen wetenschappelijke kennis, maar ook lekenkennis, religieuze kennis, juridische kennis, ervaringskennis, en ga zo maar door.
De wetenschap zal toe moeten groeien naar het idee van kennisdiversiteit. We bereiken vooruitgang niet door steeds één universele waarheid aan te wijzen waar alles en iedereen voor moet buigen, maar door te erkennen dat er allerlei verschillende perspectieven op de waarheid zijn, die met elkaar in dialoog kunnen gaan. We moeten daarbij niet bang zijn om ook complotdenkers te betrekken; ook zij hebben interessante inzichten in te brengen. Als alle perspectieven democratisch een stem krijgen, en als de belangen van elk kennisnetwerk en de wijze waarop die het proces van kennisproductie beïnvloed hebben dan ook transparant op tafel worden gelegd, komt juist door dialoog echt diepgaand wetenschappelijk inzicht tot stand.
Dat zou bijvoorbeeld in de vorm van burgerraden kunnen, die dynamisch rondom onderwerpen als milieu, discriminatie en gezondheid kunnen worden opgezet, en waarin wetenschappers met niet-wetenschappers met elkaar in gesprek gaan over hun verschillende kennisposities. In dit soort burgerraden kunnen dan alle relevante partijen door middel van woordvoerders aanschuiven, zodat zoveel mogelijk belangen vertegenwoordigd worden. Rondom een vraagstuk als de coronapandemie kunnen dan bijvoorbeeld artsen en virologen aanschuiven, maar ook ademhalingsdeskundigen, voedingsexperts, spiritueel leiders, etc.
Kijk de presentatie terug die ik gaf op de Radboud Universiteit (2021), over de wijze waarop democratisering van wetenschap de corona-aanpak had kunnen helpen.
Het falende coronabeleid laat zien dat democratisering van wetenschap broodnodig is
Het is niet meer van deze tijd om alternatieve kennisnetwerken die niet verbonden zijn met de mainstream wetenschap weg te zetten als onwetenschappelijk, feitenvrij of gevaarlijk. Het oude idee van één universele waarheid die alleen door wetenschappers kenbaar is, is in de kern een autoritair idee dat ook in het hart ligt van het totalitarisme dat nu zijn opmars maakt. Dat liet de coronapandemie zo mooi zien: al het vertrouwen werd bij wetenschappelijke experts gelegd, en alle andere stemmen werden verdacht gemaakt en weggezet. Dat heeft niet alleen het vertrouwen in de wetenschap ernstig verzwakt, maar ook de polarisatie in de samenleving aangejaagd en de kwaliteit van de aanpak tegen corona verslechterd.
Hoe meer we complotdenkers, alternatieve media en burgerinitiatieven wegzetten en isoleren, hoe meer we radicalisering en polarisatie in de hand werken. Echte goede wetenschap kan alleen tot stand komen door middel van radicale pluriformiteit, en het omarmen van het idee dat de werkelijkheid in de kern meervoudig is. Natuurlijk betekent dat niet dat je dan altijd iedereen overal over moet laten meepraten, dat opeens alles waar is, of dat je helemaal geen enkele kennisclaim meer kunt diskwalificeren. Maar het betekent wel dat je iedereen met relevante expertise een eerlijke kans geeft in een collectief proces van kennisvergaring, zonder (groepen) mensen a priori af te schrijven of weg te zetten. We zullen feiten samen moeten maken, door middel van dialoog, vanuit vertrouwen in het proces en met respect voor ieders positie.