Ik heb mijn advocaat opdracht gegeven om de rechter te vragen mij als klokkenluider aan de UvA te beschermen tegen benadeling zoals schorsing en ontslag. Op maandag 22 mei vindt de zitting plaats; de dagvaarding is op de site van Folia te downloaden (of klik hier: pdf, Scribd-link).
Op 25 april deed de UvA een persbericht uit met de mededeling dat ik op non-actief ben gesteld. De UvA heeft besloten om mij als klokkenluider deze zware sanctie te geven en de weg naar mijn ontslag te bereiden, nog voordat het onderzoek naar mijn klokkenluidersmelding door de commissie-Stolker is afgerond.
De Wet Bescherming Klokkenluiders stelt dat de UvA verplicht is mij te beschermen tegen benadeling. In artikel 17 van deze wet staat: “Een melder mag tijdens en na de behandeling van een melding of openbaarmaking van een vermoeden van een misstand niet worden benadeeld.” Onder benadeling valt onder andere ontslag of schorsing, discriminatie, intimidatie, smaad of laster en schriftelijke berisping.
De UvA overtreedt met hun sanctie dus de klokkenluiderswetgeving. De UvA legitimeert deze beslissing door te verwijzen naar uitspraken die ik deed in tweets van 22 en 23 april. Deze uitspraken deed ik echter pas nadat ik zelf hoorde dat ik op non-actief ben gesteld; dat was al op 21 april. Deze strategie hanteert de UvA al vanaf januari: ik word beknot, ik reageer vervolgens boos op die repressie, en dan wordt die boosheid door de UvA gebruikt om de repressie te legitimeren.
In werkelijkheid heeft de UvA mij al vanaf januari geen moment de bescherming geboden waar ik als klokkenluider recht op heb. Ik ben structureel op allerlei manieren benadeeld, bijvoorbeeld door mij geen onderwijstaken meer te geven, mij te isoleren van mijn collega’s en team, mij de mogelijkheid tot debat en dialoog met collega’s en studenten te ontnemen, en mij zelfs de toegang tot de campus en de universiteitsbibliotheek te ontzeggen. In de communicatie heeft het Maagdenhuis zich vanaf het begin hard, koud en intimiderend naar mij opgesteld, waarbij de sanctionering consequent onterecht als mijn eigen schuld werd voorgesteld.
Door te stellen dat ook mijn op non-actiefstelling te wijten is aan mijn eigen emoties en gedrag, gaat de UvA een nieuwe grens over. Op deze wijze wordt verdoezeld dat al maanden een heksenjacht op de UvA gaande is tegen mij. Het feit dat ik op non-actief ben gesteld, is in werkelijkheid het gevolg van het gebrek aan academische vrijheid op de UvA, en het gebrek aan een veilig meldklimaat voor klokkenluiders van misstanden.
Ik ben slachtoffer van represailles die op de UvA tegen mij zijn genomen vanwege de genderkritische houding die ik in mijn wetenschappelijke werk inneem, en het feit dat ik de noodklok luidde over het feit dat hier op de UvA door de woke-cultuur geen ruimte voor is. De UvA heeft al in januari publiekelijk partij gekozen tegen mij en mijn wetenschappelijke werk, en heeft een gecoördineerde poging van studenten om mij te cancelen gefaciliteerd.
Na plaatsing van mijn stuk in Folia op 18 januari werd ik op basis van mijn kritische uitspraken over non-binaire gender valselijk beschuldigd van homofobie en transfobie, en eisten studenten in een “trigger warning” dat ik geschorst zou worden. In plaats van mijn wetenschappelijke werk te beschermen, koos de UvA partij voor deze radicale studenten. In een bericht van 20 januari aan studenten en staf van mijn opleiding ISW kondigde de UvA aan dat zij “nadrukkelijk afstand” nemen “van de oordelen en kwetsende uitingen over non-binariteit van de heer Buijs”. Dit bericht verscheen later die dag ook in Het Parool.
Mijn uitspraken heb ik echter zorgvuldig wetenschappelijk beargumenteerd. Deze uitspraken zijn bovendien niet strijdig met een waarneembare consensus in internationale vakliteratuur over gender en seksualiteit. Integendeel, in de vakliteratuur worden vanaf 2020 allerlei posities ingenomen die nog veel verder gaan dan mijn eigen genderkritische positie.
In de dagvaarding wordt beargumenteerd dat deze woke aanval op mijn wetenschappelijke positie over gender en de wijze waarop die door het UvA-bestuur gesteund werd, de bron is van de escalatie die volgde en die uiteindelijk heeft geleid tot het feit dat ik op non-actief ben gesteld. Onbedoeld heeft de UvA de problematiek die ik in mijn klokkenluidersmelding aankaart, zo nogmaals geïllustreerd door de wijze waarop ik als klokkenluider ben vermangeld.
Het feit dat de bron van het conflict bij de UvA ligt, betekent overigens niet dat ik mij altijd voorbeeldig heb opgesteld. Achteraf gezien heb ik mij in deze strijd af en toe wat teveel door emoties laten meevoeren. Het klopt dat ik me soms heb laten verleiden om persoonlijke aanvallen op mij te vergelden door terug te slaan. Hierin heb ik me niet altijd van mijn beste kant laten zien, me niet altijd als een voorbeeldige wetenschapper opgesteld en bovendien soms zelf munitie gegeven voor kwaadaardige beeldvorming over mij als agressief en ontspoord.
Aan de andere kant kan ik niet genoeg benadrukken hoe verschrikkelijk ik de afgelopen maanden heb ervaren. Mijn uitsluiting en ontmenselijking door de UvA heb ik als zeer extreem en vijandig ervaren. Mijn vele pogingen om vanuit redelijkheid en dialoog tot oplossingen te komen met de UvA werden simpelweg niet beantwoord. Ik heb veel momenten van wanhoop, eenzaamheid en angst gehad. Mijn carrière, reputatie en sociale leven zijn door de UvA zeer ernstig geschaad. In die situatie altijd de rust en kalmte bewaren was af en toe simpelweg teveel gevraagd voor mij.
Mijn emotionele reacties waren niet altijd goed en ik deel sommige kritiek die daarop gegeven is. Maar het is onjuist om ze aan te wijzen als de oorzaak van mijn uitsluiting; ze waren daar het gevolg van. Mijn emoties waren altijd een reactie op de structurele en onrechtvaardige sanctionering van mij als kwetsbare klokkenluider die opeens alleen tegenover een machtig bolwerk kwam te staan, en op aanhoudende agressieve en ongefundeerde aanvallen op mij als persoon en als wetenschapper.

In mijn ogen heb ik de UvA een grote dienst bewezen, door mij belangeloos als klokkenluider op te werpen voor wat ik zie als ernstige institutionele misstanden bij de sociale wetenschappen. Ik heb mij zo in een bijzonder kwetsbare positie gemanoeuvreerd, in het belang van onze universiteit. Ik heb daarnaast ook de moed getoond om me uit te spreken in het gepolariseerde maatschappelijke debat over gender, waarin ik met mijn wetenschappelijke werk grote tegenstellingen probeer te overbruggen.
Dat de UvA mijn moed en kwetsbaarheid heeft beantwoord met intimidatie, laster en sanctionering, neem ik de universiteit zeer kwalijk. Dat de UvA mij in deze situatie zo heeft geïsoleerd en vermangeld, heeft mij persoonlijk zeer diep geraakt en mij in grote onveiligheid gebracht.
Deze juridische stappen tegen de UvA neem ik niet slechts in het belang van mijn baan en inkomen, maar vooral in het belang van twee verworvenheden die in Nederland op dit moment helaas veel te kwetsbaar staan: de academische vrijheid en de bescherming van klokkenluiders.
Ik wil ten eerste voorkomen dat mijn casus een precedent wordt voor organisaties om klokkenluiders af te voeren, nog voordat hun melding serieus is onderzocht, terwijl de oorzaken van de misstanden niet worden aangepakt en het systeem gewoon doordraait.
Het mag ten tweede niet zo zijn dat mijn casus een precedent wordt voor universiteiten om staf met onwelgevallige standpunten eruit te werken. In de hele westerse wereld staat het vrije denken op universiteiten onder druk, bijvoorbeeld over de thema’s klimaat, Corona, islam, Oekraïne en gender. Daarmee wordt de maatschappelijke vrijheid in algemene zin bedreigd.
Universiteiten horen een baken te zijn van het vrije denken; ze horen diversiteit van meningen en posities te eren. Radicale pluriformiteit is immers het fundament van gezonde waarheidsvinding, zowel binnen als buiten de academie.