Ik ben de afgelopen maanden op de UvA hard aangepakt vanwege mijn kritiek op non-binaire gender. Zo klommen UvA-hoogleraren Jan-Willem Duyvendak en Sarah Bracke in de pen om mij in respectievelijk NRC en de Groene Amsterdammer aan te vallen. Duyvendak vergeleek mijn kritiek met homofobie, en Bracke met de platte aarde. Met andere woorden: mijn kritiek op non-binaire gender zou uit discriminatie en onwetendheid voortkomen.
Maar in werkelijkheid is deze kritiek juist vanuit links-progressief perspectief van belang. Het denken over gender is in progressieve kringen namelijk inmiddels dusdanig doorgeslagen, dat het steeds meer taboe is geworden om überhaupt nog over man en vrouw, en mannelijk en vrouwelijk te praten. Uit angst om gender te stereotyperen, ontlopen steeds meer links-progressieve mensen de termen mannelijk en vrouwelijk.
Het radicale maakbaarheidsdenken zoals dat rondgaat in de constructivistische sociologie en de radicale transbeweging lijkt dan een handige uitkomst. Het onderscheid tussen de sekses kan dan worden neergezet als maakbaar en fluïde, iets wat enkel arbitraire betekenis heeft en wat uiteindelijk niet meer is dan een gevoel of ervaring. Maar als de polariteit tussen de genders – die nou eenmaal aan het fundament van ons bestaan ligt – uit de weg wordt gegaan, dan worden ook een aantal belangrijke progressieve projecten ondermijnd.
Lees ook mijn opiniestuk over de problemen met non-binaire gender in NRC (2023):
Wetenschap worstelt nog met gender, zelfidentificatie is niet alles
Want als we niet meer kunnen spreken over mannelijk en vrouwelijk, hoe kunnen we dan nog spreken over, en strijden tegen, de mannelijke onderdrukking van het vrouwelijke in patriarchale structuren? En als we niet meer kunnen spreken over man en vrouw, hoe kunnen we dan nog vorm geven aan de seksuele ontplooiing van onze jeugd, waar termen als hetero, homo, lesbisch en bi toch erg nuttig voor zijn gebleken?
Dan is er nog het thema androgynie, dat groot is in de door mij zo geliefde analytische psychologie van Jung. Androgynie gaat niet over seksualiteit of identiteit, maar over persoonlijkheid. Volgens Jung hebben alle vrouwen een mannelijke kant, en alle mannen een vrouwelijke kant in de persoonlijkheid. Voor het ontwikkelen van een volwassen en autonome persoonlijkheid, en dus voor het ontwikkelen van welzijn en geluk, is het van essentieel belang dat zij de tegenstellingen tussen hun interne mannelijkheid en vrouwelijkheid in balans brengen als yin en yang.
Androgynie is essentieel voor een progressieve visie op gender. Dit concept haalt het thema weg van oppervlakkige identiteitspolitiek en geeft de kans tot een flinke verdieping. Androgynie gaat niet over het neutraliseren van het contrast tussen mannelijk en vrouwelijk, maar over het werken ermee. Met het toenemende taboe om überhaupt nog te praten over mannelijk en vrouwelijk als universele bouwsteentjes, wordt dit werken ook steeds meer bemoeilijkt.
Wie weet komen we over een aantal jaar wel tot de conclusie dat non-binaire gender een zinnige categorie is voor een klein groepje mensen. Bijvoorbeeld voor mensen met bepaalde interseksecondities, of mensen met specifieke vormen van genderdysforie. Ik zie er nu geen bewijs voor, maar het zou kunnen. De wetenschap zal dat moeten uitwijzen en die is simpelweg nog niet zo ver, want die worstelt nog met zorgvuldige conceptualisering en operationalisering van hele basale concepten als gender, genderidentiteit, genderdysforie en androgynie.
Duidelijke vormen van genderdysforie kunnen we na zorgvuldige diagnostiek inmiddels goed vaststellen en onderscheiden van bijvoorbeeld persoonlijkheidsproblematiek of trauma. Maar in veel andere gevallen is er vooral nog veel onduidelijkheid en onzekerheid. Er komen steeds meer verhalen naar boven van “desisance” en “detransitioning”: transgenders en non-binaire personen die na een pijnlijke sociale, psychologische en medische transformatie spijt krijgen en toch terug willen naar hun geboortegeslacht. Het is aan de wetenschap om zo snel mogelijk te leren van deze schrijnende gevallen.
Lees ook mijn achtergrondartikel over het belang van mannelijk en vrouwelijk voor emancipatie (2022):
Genderneutraliteit als dwaalspoor. Waarom emancipatie niet zonder mannelijk en vrouwelijk kan
De transbeweging is gekaapt door radicale activisten. Zij hebben de wind van de woke-beweging in de zeilen en drukken vol op het gaspedaal: ze eisen dat de keuze voor sekse helemaal aan de persoon zelf wordt overgelaten. Zij gaan volledig voorbij aan het feit dat sekse voor verreweg de meeste mensen binair is en helemaal geen vrije keuze, maar een biologisch gegeven. Zij gaan bovendien voorbij aan de vraag of de onvrede met het geboortegeslacht die steeds meer jongeren ervaren, verdwijnt als er maatschappelijk gezien meer ruimte komt voor de ontplooiing van hun seksuele voorkeur en spirituele autonomie.
Ik vind dat de transbeweging dringend moet worden afgeremd. In het belang van onze jeugd en in het belang van het feminisme nu even pas op de plaats. Wetenschappers moeten eerlijk zijn en zeggen dat er geen enkele basis is voor hun radicale eis om sekse een kwestie van zelfidentificatie te maken. Of non-binariteit meer is dan een modegril is nog zeer onzeker; zal de tijd moeten uitwijzen. Maar ook als de identiteit duurzaam blijkt, zal die altijd in samenspraak met professionals moeten worden vastgesteld, en zal die slechts voor een klein en specifiek groepje mensen opgaan.
Binariteit, of beter gezegd polariteit tussen mannelijk en vrouwelijk, is een fundamenteel seksueel mechanisme. Dat zal ook in een ver geëmancipeerde post-patriarchale samenleving, met vergevorderde ruimte voor minderheden, de basis vormen van ons denken over sekse en genderidentiteit.