De evolutietheorie heeft inmiddels ruimte gemaakt voor diversiteit van seksualiteit en gender

7 minuten

read

Diversiteit op het gebied van gender en seksualiteit (LHBTI) wordt nog vaak afgeschilderd als “een foutje van de natuur” of “in strijd met de Darwiniaanse evolutiebiologie”. Dat heeft allerlei ongewenste gevolgen voor het publieke debat, waar progressieven en conservatieven in een loopgravenoorlog verwikkeld zijn geraakt. En dat terwijl de moderne evolutietheorie radicale nieuwe inzichten heeft opgedaan over de rol van diversiteit van seksualiteit en gender, waardoor polarisatie niet nodig is.

Introductie: polarisatie tussen conservatief en progressief
Debatten over gender en seksualiteit raken steeds meer gepolariseerd, en ideeën over evolutietheorie spelen in die dynamiek een belangrijke rol. Waar progressieven de evolutietheorie als een bedreiging zien voor hun ideologische agenda over gender en seksualiteit, zien conservatieven hierin juist een belangrijke ondersteuning van die van hen.

Progressieven blijven vaak ver weg van de evolutiebiologie. Zij zien terecht dat gender en seksualiteit “sociale constructen” zijn en dat cultuur een grote rol speelt in hoe wij gender en seksualiteit invullen en ervaren. Maar zij kijken weg voor de manieren waarop gender en seksualiteit als evolutionaire fenomenen ook structurerend werken voor cultuur, en dat zij bovendien de kaders scheppen waarbinnen sociaal gedrag mogelijk is.

Conservatieven daarentegen herkauwen snel allerlei platitudes uit de traditionele evolutiebiologie. Zij zien terecht dat gender en seksualiteit centrale ingrediënten zijn uit de evolutiebiologie en een fundamentele kracht achter al het complexe leven op aarde die niet te reduceren is tot enkel cultuur. Maar zij zien niet dat het juist de uitbundige diversiteit in gender en seksualiteit is die de evolutie drijft.

Culturele aannames in de vroege Darwiniaanse evolutiebiologie
Progressieven en conservatieven delen vaak dezelfde aannames over het Darwiniaanse evolutionaire denken: evolutietheorie zou een natuurlijke legitimering willen geven voor gender als aangeboren, vaststaand gegeven en voor seksualiteit als in dienst staand van voortplanting (heteroseksualiteit). Dat is de reden dat de progressieven er graag van weg blijven, terwijl de conservatieven er juist graag opduiken.

Echter, deze gedeelde aannames van conservatieven en progressieven zijn inmiddels achterhaald. De evolutiebiologie heeft de afgelopen decennia een grote ontwikkeling doorgemaakt, waardoor diversiteit op het gebied van gender en seksualiteit steeds minder wordt gezien als een afwijking, maar juist als de drijvende kracht achter het evolutionaire proces.

Dat de traditionele evolutiebiologie een flink patriarchale en heteronormatieve bias had, blijkt ook uit het werk van Charles Darwin. Darwin was overtuigd van een verheven rol voor de man en voor mannelijkheid binnen de evolutietheorie, zoals bijvoorbeeld blijkt uit dit citaat:

“Het grootste verschil in geestelijke vermogens tussen de geslachten komt hierin tot uiting dat de man tot een grotere hoogte reikt in alles wat hij aanpakt dat diep nadenken, redeneervermogen of verbeelding vereist, of slechts het gebruik van de zintuigen en de handen.”

De vroege evolutietheorie was doorspekt van traditionele opvattingen over gender en seksualiteit, een herinnering aan het feit dat wetenschappelijke theorieën altijd in bepaalde plaatsen en tijden ontstaan. Wetenschappers produceren altijd kennis in sociale netwerken en vanuit paradigma’s die niet los kunnen worden gezien van culturele normen en waarden.

Nieuw inzicht 1: van schaarste naar uitbundigheid
Door de jaren heen zijn evolutionair biologen steeds meer scheuren in het traditionele denken over man en vrouw gaan zien. De bioloog Bruce Bagemihl bekritiseerde in 1999 al de heteronormatieve bril waarmee biologen van oudsher naar het dierenrijk hebben gekeken. Paargedrag tussen twee dieren van dezelfde sekse werd door vakgenoten al decennialang veelvuldig geobserveerd, maar weggezet als een ‘vergissing’ of als voortkomend uit gebrek aan beschikbaarheid van soortgenoten van de andere sekse.

Volgens Bagemihl worden de vele functies van seksualiteit die niets te maken hebben met voortplanting daardoor niet op waarde geschat. Wanneer hij zonder deze ‘dubbele standaard’ naar het dierenrijk kijkt, ziet hij bij meer dan 450 soorten een uitbundige diversiteit op het gebied van seksualiteit en gender die hij tot in detail in kaart brengt, door middel van observaties, foto’s en tekeningen.

Bruce Bagemihl speelde een belangrijke rol in het openbreken van de heteronorm in de evolutiebiologie.

Hij poneert de grote diversiteit die hij observeert niet als een uitzondering, maar als een fundamenteel onderdeel van de evolutie. Deze diversiteit creëert de mogelijkheid voor eindeloos complexe sociale verbanden en relaties. Bagemihl heeft zo bijgedragen aan het inzicht dat natuurlijke systemen niet slechts draaien om schaarste en doelmatigheid, maar net zo goed om diversiteit en uitbundigheid.

Nieuw inzicht 2: van zelfzuchtigheid naar samenwerking
Evolutiebioloog Joan Roughgarden werkt het argument van Bagdemihl verder uit in 2004. Ook volgens Roughgarden — zelf transvrouw en in haar werk door haar persoonlijke ervaringen geïnspireerd — zou seksualiteit bij Darwin te veel draaien om voortplanting.

Roughgarden liet in haar werk zien dat seksualiteit vaak niets te maken heeft met ‘zelfzuchtige genen’ die de eigen voortplanting willen veilig stellen. Integendeel: zij observeerde dat seksualiteit bij dieren vaak allerlei sociale functies heeft, zoals binding en communicatie via het uitwisselen van fysiek plezier. Zij stelde daarom voor om het concept seksuele selectie te vervangen door sociale selectie.

De tiende editie van het baanbrekende werk van Joan Roughgarden.

Roughgarden kreeg aanvankelijk weinig bijval. Integendeel: haar collega’s ondernamen allerlei pogingen om haar theorie te falsificeren. Maar na de tiende druk van haar inmiddels breed geciteerde boek hangt de vlag er heel anders bij.

Hoewel haar concept van sociale selectie nog steeds niet breed is overgenomen, worden nu wel veel minder stereotiepe aannames gedaan over de mannelijke en vrouwelijke rol in seksuele selectie. Ook wordt het paargedrag tussen dieren niet enkel meer gevat in termen van competitie, en is er steeds meer aandacht voor het belang van samenwerking, altruïsme en empathie in de seksuele relaties van dieren.

Inzicht 3: van hiërarchie naar gelijkwaardigheid
Daarnaast zijn inzichten over de evolutionaire krachten achter het ontstaan van Homo sapiens in de Afrikaanse savanne de laatste jaren aangescherpt. Er zijn nieuwe aanwijzingen dat bij de mens en zijn voorgangers selectiedruk ontstond op het terugbrengen van seksuele dimorfie, ofwel fysiek verschil tussen man en vrouw. Kleinere verschillen hebben flexibiliteit en samenwerking bevorderd. Dit is onder andere beargumenteerd door bioloog Dennis Bramble, die in 2004 faam verwierf met een baanbrekende publicatie in Nature over wat hij de duurloophypothese noemt.

In het meeslepende boek Born To Run van Christopher McDougall speelt de duurloophypothese van Dennis Bramble een centrale rol.

Wat de mens en zijn voorouders onderscheidt van andere primaten, stelt Bramble, is onze mogelijkheid tot renjacht: een jachtmethode waarbij prooidieren net zo lang worden achtervolgd totdat ze door uitputting te overmeesteren zijn. Deze jachtmethode kenmerkt zich door een complexe samenwerking met strategische rolverdeling, waarbij uithoudingsvermogen centraal staat. Volgens Bramble was deze jachtmethode zo centraal voor onze overleving op de savanne, dat het onze fysiologische ontwikkeling in grote mate heeft bepaald.

Waar hiërarchie en een duidelijke rolverdeling tussen man en vrouw bij bijvoorbeeld chimpansees en gorilla’s een grote rol hebben gespeeld, is het overlevingssucces van de mens juist te danken aan steeds meer horizontale structuren en gelijkwaardige samenwerking. Steeds meer werd gekozen voor overlevingsstrategieën waarvoor zowel vrouwelijke als mannelijke lichamen zijn uitgerust. Mannen en vrouwen zijn in dit evolutionaire proces naar elkaar toegegroeid: bij de mens is de man kleiner en vrouwelijker dan bij bijvoorbeeld de grote aapsoorten en de neanderthalers.

Conclusie: de evolutionaire regenboog verbindt tegenstellingen
Moderne evolutionair-biologische inzichten werpen een ander licht op de evolutiebiologie. Het was niet kracht en zelfzuchtigheid, maar uithoudingsvermogen, wendbaarheid en samenwerking in horizontale structuren dat onze overleving in veiligheid bracht.

Progressieven en conservatieven kunnen in de toekomst verenigd worden in een nieuw verhaal over evolutiebiologie. De diversiteit waar progressieven op wijzen is daarin de drijvende kracht achter het overlevingssucces van soorten als de mens. En conservatieven zien hierin hun opvattingen terug over gender en seksualiteit als meer dan sociale constructen: de eindeloze complexiteit van de evolutionaire regenboog wordt immers mogelijk gemaakt door de verbluffende eenvoud van de dualiteit tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid.

Dit artikel is gebaseerd op mijn publicatie in De Correspondent over de androgyne mens van november 2021.

Ontdek meer van Laurens Buijs

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder